Wetgeving

Dankzij wetgeving heeft de mens met een verstandelijke beperking verschillende rechten opgebouwd. Naast wetgeving ten behoeve van de cliënt bestaat er ook wetgeving voor de medewerker. Enkele belangrijke wetten zijn:
• De Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ - 1996). Hierin is geregeld hoe de cliënt inspraak heeft op de eigen woon- en werkomgeving.
• In de wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ - 1994) is geregeld op welke wijze de zorgverlener hoort om te gaan met de vrijheid van de cliënt. Iedere beperking van deze vrijheid moet volgens afgesproken werkwijzen worden verantwoord naar de cliënt via het Persoonlijk Plan. Deze wet zal vervangen worden door de Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg (WVGO)
• In de wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (BIG) zijn de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van diverse beroepsgroepen in de zorgverlening vastgelegd.

Bij alle veranderingen die zich in de visie op zorg in de samenleving voordoen blijft het uitgangspunt van de gelijkwaardigheid misschien wel het meest belangrijk. Het feit dat iemand hulp en ondersteuning nodig heeft om een eigen leven te kunnen leiden doet geen afbreuk aan de waarde van dit leven.

De kwaliteit van zorgverlening bevordert de kwaliteit van leven van de mens met een verstandelijke beperking. Dit vraagt om omgangsvormen die gebaseerd zijn op respect voor het eigene van iedere cliënt. Vanuit dit respect zullen zaken als privacy, gelijkwaardigheid, mondigheid en al die andere genoemde kenmerken het beste tot hun recht komen.